
Jurisprudentie
AS2120
Datum uitspraak2004-11-30
Datum gepubliceerd2005-01-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300296/HE
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300296/HE
Statusgepubliceerd
Indicatie
[geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van de vordering onder meer gesteld dat, na de levering van de bungalow, gebreken zijn geconstateerd. Voor zover in het kader van dit appel nog van belang, heeft [geïntimeerde] onder meer aangevoerd dat er ten tijde van de verkoop van de bungalow een gemeentelijke verplichting tot aansluiting van de bungalow op het gemeentelijke riool bestond, waarvan door [appellant] aan [geïntimeerde] geen melding is gemaakt, zulks terwijl in de koopakte (onder het kopje garantieverklaringen van de verkoper, art. 9, sub c) is bepaald: "aan verkoper zijn van overheidswege of door nutsbedrijven geen veranderingen betreffende het verkochte voorgeschreven of aangekondigd, welke nog niet zijn uitgevoerd". Bovendien moet regenwater afgesplitst van afvalwater worden afgevoerd, waarvoor afzonderlijke voorzieningen moeten worden getroffen, aldus [geïntimeerde]. De door [geïntimeerde] tengevolge van deze gebreken geleden schade bedraagt in totaal ƒ 10.878,60.
Uitspraak
typ. AvL
rolnr. C0300296/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 30 november 2004,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats] (Duitsland),
appellant,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonende te [plaats],
geïntimeerden,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2002 onder nummer 68857/HA ZA 01-881 gewezen vonnis tussen geïntimeerden - hierna: [geïntimeerde], in enkelvoud - als eisers en appellant - hierna: [appellant] - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 16 januari 2003 tijdig in appel gekomen, heeft [appellant] drie grieven aangevoerd en geconcludeerd
- kort gezegd - dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.599,40 met rente en de proceskosten, en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Partijen hebben vervolgens nog een akte en een antwoordakte gewisseld.
Tenslotte hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 [appellant], gedaagde in eerste aanleg, heeft woonplaats in Duitsland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat in het geval: het geschil betreft een handelszaak als bedoeld in art. 1 van het EEX-Verdrag. Ingevolge art. 5 aanhef en lid 1 sub a van dit verdrag is de Nederlandse rechter bevoegd.
4.2 Het op de onderhavige vordering toepasselijke recht dient te worden bepaald aan de hand van het Verdrag van de EEG inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO-Verdrag). Van een rechtskeuze als bedoeld in art. 3 van dit verdrag blijkt niet. Ingevolge art. 4 lid 3 jo lid 1 van het verdrag dient, waar het in casu gaat om de koop van een onroerende zaak, het recht van het land waar de onroerende zaak is gelegen toegepast te worden. Bijgevolg is op de vordering Nederlands recht van toepassing.
4.3 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.3.1 Bij koopovereenkomst van 29 maart 2000 heeft [geïntimeerde] van [appellant] gekocht een recreatiebungalow met grond, gelegen aan de [adres] te [plaats], gemeente [gemeente]. De notariële akte is op 31 mei 2000 verleden.
4.3.2 [geïntimeerde] heeft [appellant] in rechte betrokken, stellende dat [appellant] toerekenbaar is tekortgekomen in diens verplichtingen uit voormelde koopovereenkomst.
[geïntimeerde] vorderde vergoeding van de door hem geleden schade ten belope van een totaalbedrag in hoofdsom van
ƒ 16.464,80 met rente, alsmede een bedrag aan buiten- gerechtelijke kosten ad ƒ 1.971,-.
4.3.3 [geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van de vordering onder meer gesteld dat, na de levering van de bungalow, gebreken zijn geconstateerd. Voor zover in het kader van dit appel nog van belang, heeft [geïntimeerde] onder meer aangevoerd dat er ten tijde van de verkoop van de bungalow een gemeentelijke verplichting tot aansluiting van de bungalow op het gemeentelijke riool bestond, waarvan door [appellant] aan [geïntimeerde] geen melding is gemaakt, zulks terwijl in de koopakte (onder het kopje garantieverklaringen van de verkoper, art. 9, sub c) is bepaald: "aan verkoper zijn van overheidswege of door nutsbedrijven geen veranderingen betreffende het verkochte voorgeschreven of aangekondigd, welke nog niet zijn uitgevoerd".
Bovendien moet regenwater afgesplitst van afvalwater worden afgevoerd, waarvoor afzonderlijke voorzieningen moeten worden getroffen, aldus [geïntimeerde].
De door [geïntimeerde] tengevolge van deze gebreken geleden schade bedraagt een bedrag van ƒ 5.000,-- voor aansluiting rioolrecht, de aanneemsom conform offerte ad ƒ 4.165,-- en de meerprijs voor graafwerk conform offerte ad ƒ 1.713,60, derhalve in totaal ƒ 10.878,60.
4.3.4 De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep het ter zake (herstel van) voormelde gebreken gevorderde bedrag aan schadevergoeding, omgerekend
€ 4.937,40, vermeerderd met wettelijke rente daarover, alsmede een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten ad € 662,-- toegewezen.
Tegen deze toewijzing zijn de grieven in appel gericht.
4.4 Met de eerste grief voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, gegeven de in art. 9 sub c van de koopovereenkomst opgenomen garantie, het wel dan niet aanwezig zijn van wetenschap van [appellant] als verkoper niet meer relevant is. [appellant] voert ter toelichting aan dat weliswaar vaststaat dat de eerste aanschrijving door de gemeente is geschied bij brief van 16 september 1999
- derhalve vóór de koopovereenkomst - maar dat niet vaststaat dat hij deze brief daadwerkelijk heeft ontvangen.
Het gestelde treft geen doel. Op grond van de contractuele garantie als neergelegd in art. 9 sub c van de koopakte mocht [geïntimeerde] gerechtvaardigd verwachten en er van uitgaan dat er geen voorschriften of aankondigingen van overheidswege (in dit geval de gemeente) met betrekking tot het verkochte waren. Nu tussen partijen niet in geschil is en derhalve in rechte vaststaat dat er op
16 september 1999 door de gemeente een aankondiging tot verplichte aansluiting op het gemeentelijk riool was uitgegaan - zij het dat [appellant] stelt dat deze hem niet heeft bereikt - is daarmee de non-conformiteit van de geleverde bungalow en derhalve de toerekenbare tekortkoming zoals aan de vordering (sub a) ten grondslag gelegd, gegeven. De grief treft dan ook geen doel.
4.5 Met de tweede grief voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door [geïntimeerde] genoemde verplichting om tevens een afsplitsing te maken voor het hemelwater door [appellant] niet is betwist. [appellant] stelt het bestaan van die verplichting wel degelijk te hebben betwist, en verwijst daartoe naar de inhoud van een schrijven d.d. 8 juni 2001 van ene heer [A.], dat als productie 1 bij conclusie van antwoord zou zijn overgelegd.
Het hof heeft bedoelde productie noch in het dossier van [appellant] noch in het dossier van [geïntimeerde] aangetroffen. Niettemin heeft [geïntimeerde], blijkens het gestelde bij de memorie van antwoord, de betreffende brief kennelijk wel gezien en heeft daarop gereageerd. Nu het hof, zoals hierna onder 4.6 aan de orde, de zaak voor akte naar de rol zal verwijzen, zal [appellant] bij antwoordakte in de gelegenheid zijn de bedoelde productie alsnog over te leggen.
4.6 De derde grief van [appellant] is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat de betwisting door [appellant] van de door [geïntimeerde] gestelde kosten voor het aansluiten op het riool, bezien in het licht van de zijdens [geïntimeerde] overgelegde offerte, onvoldoende is om nader bewijs van deze bedragen van [geïntimeerde] te verlangen, zodat het verweer van [appellant] wordt verworpen.
[appellant] betoogt dat [geïntimeerde] niet met het enkel overleggen van de offerte ter onderbouwing van de schadevordering met betrekking de rioolaansluiting had kunnen volstaan, en thans in appel ter adstructie van de kosten rekeningen en betalingsbewijzen dient over te leggen.
Het hof overweegt dat met de grief terecht wordt aangevoerd dat [geïntimeerde] ter onderbouwing van haar schadevordering niet (meer) kan volstaan met te verwijzen naar de in eerste aanleg overgelegde offerte van augustus 2000, maar de werkelijk aan hem opgekomen kosten met bescheiden dient te staven. Het hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen en draagt [geïntimeerde] op om bij akte alsnog een genoegzame specificatie alsmede justificatoire bescheiden, waaronder betalingsbewijzen, met betrekking tot de door hem werkelijk gemaakte kosten in het geding te brengen. [appellant] zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
4.7 In de tussentijd zal het hof elke verdere beslissing aanhouden.
5. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 21 december 2004 en stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid en draagt haar op om bij akte bescheiden in het geding te brengen als hiervoor onder 4.6 bedoeld;
bepaalt dat [appellant] bij te nemen antwoordakte hierop zal kunnen reageren en daarbij de productie als bedoeld onder 4.5 alsnog zal kunnen overleggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-Van Dijken, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 november 2004.